‘Je mag me alles vertellen’, zei Elise toen Emma snikte dat ze beter haar gevoel had gevolgd. Hoe dikwijls kwam je zo iemand tegen?
‘Wat is er dan precies gebeurd?’, vroeg Elise terwijl ze opnieuw zei dat Emma haar altijd alles kon vertellen: ‘We zijn toch de beste vrienden?’ Uiteraard waren ze de beste vrienden. De sfeer onder de bediening was uitstekend sinds het restaurant niet meer het Ensorthema volgde en ze die belachelijke narrenpakken niet meer moesten dragen. Sinds januari traden ze op als de personages van de schilderijen van Spilliaert, veel meer dan de personages bij Ensor waren dit mensen van vlees en bloed, vooral van spleen en weemoed, wat perfect paste bij de leeftijd van Emma, Jeroen, Elise, Julie en zelfs Thibault, de ploegbaas van de avondploeg. Na de avonddienst aten ze samen, meestal was dat heel gezellig en babbelden ze over de klanten van de avond of hun plannen voor de volgende dagen. Soms namen ze na het dessert elkaars handen en dansten in hun lange, rechte jurken breeduit over de winkelstraten van Oostende. Ze vormden een hechte kliek, en dat mocht de rest van de wereld weten. Ze vierden een week eerder zelfs samen de zonnewende, vooral omdat Thibault dol was op alles wat met de new age te maken had – van Indiaanse zweethutten tot familieopstellingen met paarden. In het open veld, tussen het wiegende tarwe dat nog de zonnestralen van de dag weerkaatste, toostten ze toen op de toekomst. In het ritueel hadden ze elkaar een glas doorgegeven terwijl ze op twee armlengtes van elkaar bleven staan. De vrienden van de avonddienst kenden elkaar door en door. Afwisselend hadden ze al hun huis en soms het bed met elkaar gedeeld, maar omdat ze elkaar zo goed kenden, elkaar bijna te goed kenden, ontstonden er geen koppeltjes.
Emma had zich hier altijd prima bij gevoeld, maar de laatste tijd had ze soms last van een zekere beklemming. Er zat een krop in haar slokdarm, hoger dan haar maag, lager dan haar keel. Daar zat het vast, en bleef het halsstarrig op dezelfde plaats zitten. Alsof iemand op haar slokdarm drukte, haar niet genoeg lucht gaf. Daarom ging Emma na de dienst en voor het eten even naar buiten. Elke dag maakte ze zo vijf minuten tijd voor zichzelf om lucht te geven aan de krop. Om adem te halen.
‘Emma, wat ga je nu weer doen?’ Ze reageerde die avond niet op Julies vraag, wat moest ze zeggen? ‘Ik wil even alleen zijn.’
‘Je komt toch gauw terug? We koken vanavond voor je verjaardag!’
Snel liep ze langs het achteruitgangetje onder de dijk door naar het strand. Op de deurpost lag het pakje, ze nam er twee sigaretten uit. Eentje stak ze tussen haar borsten voor straks. Die twee sigaretjes gaven sinds kort lucht aan haar weemoed.
Ze had die avond de kandelaar met de vijf kaarsen meegenomen want ze wilde ook licht. Het was windstil maar ze zat nog niet goed en wel in het zand of een windstoot doofde alle kaarsen. Ze voelde wat kaarsvet op haar arm vallen en stak gauw haar arm in het zand. Dan legde ze zich op haar rug en lachte naar de hemel. Eigenlijk was ze best gelukkig in deze donkere, zwarte nacht, zo alleen met de zee in de verte, met rollende golven die in de richting van het land kwamen aanzetten. Ze inhaleerde langzaam terwijl ze voorbij het puntje van haar neus keek. Met het uitblazen van de rook mijmerde ze weg naar iets groots waaraan ze zich kon overgeven en dat haar leven zou veranderen. Heel even sloot ze de ogen en luisterde naar de golfslag.
Toen hoorde ze een dof geluid, onherkenbaar. Ze ging rechtzitten, steunend op haar rechterhand terwijl haar linkerhand de sigaret vasthield. Ze inhaleerde weer. Wegtrekken, dat zou nog wat zijn. Hier verdwijnen en dan elders in een betere versie van zichzelf opduiken, een nieuw en beter leven starten. Ze vroeg zich af of ze het wel goed zag. Kwam er op dat moment een jongeman in een wetsuit uit de zee? Een die zonder enige aarzeling in haar richting liep? Was hij het die daarnet met een plof in de zee was gevallen of was hij op een surfplank vanuit Engeland het Kanaal overgestoken? Zou het zo iemand zijn die zijn hebben en houden had achtergelaten om elders opnieuw te starten? Toen de man dichterbij kwam, zag ze hoe hij zijn hoofd naar links en rechts schudde waardoor de druppels uit zijn haren en zijn snor sprongen. Ze glimlachte, het was de god van de liefde die langzaam naar haar toe stapte.
Hij kwam nog dichterbij en als vanzelfsprekend zette hij zich naast haar in het zand.
‘Do you have one for me too?’ Ze gaf hem de tweede sigaret, die van tussen haar borsten. Hij grinnikte en likte aan de filter voor hij ze in zijn mond stak. Hij hing boven haar sigaret. Wanneer hij het vuur in zijn sigaret trok, lichtte zijn gezicht op en zag ze zand kleven aan zijn zwarte snorharen en zijn borstelige wenkbrauwen.
Ze trokken aan hun sigaretten, daarna gaven de puntjes geen licht meer en werd het weer aardedonker. Ze moest er opnieuw aan wennen.
‘Your name?’, vroeg hij beslist. ‘Emma. And yours?’ Daarop zei hij niets. Hij schraapte zijn keel en zei toen dat haar mousseline jurk haar goed stond en zo goed paste bij de keurige vrouw die ze ongetwijfeld was. Hij streelde de rode strik in haar lange donkere haren. ‘Beautiful’, zei hij.
Ze was even in de war, ze wilde zijn aandacht verleggen en wees naar Léon, het restaurant op de dijk waar ze werkte. Hij meende dat ze dan ongetwijfeld goed kon koken. Daarop haalde ze aarzelend haar schouders op, koken was niet echt haar ding. Ze kon salades maken, dat wel en panini’s. Hij schoof een beetje dichter tegen haar aan. Ze wilde niet toegeven aan de paniek die haar overviel. Ze wilde niet bang zijn omdat een man – een man uit de zee – dichter bij haar kwam al wist ze niets van deze man in zijn zwarte surfpak. Toch antwoordde hij gewillig op haar vragen. Zo was hij als passagier van een boot de zee ingedoken om hier op het strand zijn prinses te ontmoeten.
‘Ik voelde dat gewoon, hier zou mijn prinses op me wachten’, zei hij terwijl hij zijn sigaret in het zand aan hun voeten doofde.
‘Waar kom je vandaan?’
‘Doet dat er dan toe?’ vroeg hij terwijl in de verte een helikopter klonk. Traag kwam de helikopter dichterbij, het strand afspeurend met een lichtbundel. Het was duidelijk dat ze iemand op het strand zochten. Toen de spot bijna over hen streek, draaide haar kikvorsman zich om en drukte haar in een versnelde beweging tegen zich aan. Hij kuste haar terwijl de helikopter verder vloog. Zijn kus proefde zout en zoet tegelijkertijd.
‘Mag ik bij mijn prinses blijven?’, vroeg hij terwijl hij haar ondeugend aankeek.
‘Zijn ze naar je op zoek?’
Hij knikte met een schuldbewuste blik en schudde het hoofd: ‘Maar ze hebben de foute persoon voor. Echt waar. Mag ik bij mijn prinses blijven?’
‘Waarom zoeken ze je?’
Hij zei niets. Liever niets zeggen dan liegen, vond ze. Opnieuw vloog de helikopter traag en laag over het strand, weer omhelsde hij haar en trok hij haar naast zich op de grond. Nu rolden ze wild over het zand, voor een kus van wel tien minuten. Terwijl de lichtbundel hen bescheen, lag hij naast haar, zijn hoofd onder het hare voor een zoen vol overgave. Ze liet het graag gebeuren, dit had ze altijd al gewild.
Tussen het zoenen door zei ze plagend dat hij toch niet kon weten dat ze vrij was, waarop hij zachtjes tussen zijn tanden floot en er zandkorreltjes van zijn snor sprongen: ‘Als je getrouwd was, zou je man zijn mooie jonge vrouw hier niet alleen op het strand achterlaten. Je bent dus niet getrouwd. Want je bent mijn prinses.’ Dat de zoen minstens tien minuten duurde, daarvan was ze zeker. Toen ze weer naar de hemel keek, was de maan opgeschoven.
‘Mag ik met je meekomen? Je hoeft niet bang te zijn.’
Ze glimlachte, iemand die zo zoende, kon zijn handen niet thuishouden. Maar ze had geen schrik meer, aan deze man zou ze zich misschien wel durven overgeven. Overmoed golfde door haar lijf, of was het adrenaline van de spanning?
Net zoals Emma had hij honger. En dus nam Emma hem mee door het kleine deurtje naar de gang onder de dijk en stelde hem als Afroditos voor aan haar vrienden. In het lampenlicht was zijn teint donkerder dan op het strand.
De vrienden gaven zich de namen van de schilderijen van Spilliaert. Hij hield van hun kostuums en sluike jurken. Haar vrienden vonden dat hij dan zeker naar het MuZee moest om de echte schilderijen te zien. Zij waren maar de figuranten, zij speelden maar de personages van honderd jaar geleden. Emma haalde voor hem ook een gilet en een hoge broek van een of ander zelfportret. Dat flegmatieke zat hem als gegoten.
‘Lekker’, zei de man wanneer hij zich voor de derde maal liet opscheppen. Toen Jeroen hem naar zijn plannen vroeg, haalde hij zijn schouders op en besloot dat hij naar de wc wilde.
‘Freeky’, zei Elise wanneer hij de trap op was. ‘Emma, je neemt toch niet zomaar een onbekende mee die uit de zee komt gekropen!’
‘Gevaarlijk’, zei Julie. ‘Misschien heeft hij wel ergens een aanslag gepleegd of is hij een seriemoordenaar op de vlucht. Ik wil niet dat je hem vannacht mee naar ons huis neemt.’
‘Dom’, zei Thibault. ‘Je weet niets van die man en wat hij je heeft verteld is misschien waar, maar misschien ook niet. Hij kan je eender wat op de mouw spelden.’
Voor hij terugkeerde, hadden ze de tafels aan de kant geschoven. Op verjaardagen dansten ze altijd. Hij nam haar in zijn armen, ze dansten snel, ze dansten traag, ze dansten de meringue en hij kon zelfs jiven. Ook al had ze een zware dag gehad waarop ze voortdurend heen en weer tussen de keuken en het terras moest rennen, toch voelde ze op dat moment haar vermoeide voeten niet. Ze zweefde in zijn armen, ze plakte tegen hem aan, hij zwierde haar in de rondte.
Toen ze ook een keertje met Jeroen en Thibault danste, fluisterden ze dat zij Afroditos zo snel mogelijk wandelen moest sturen. Ze begreep het niet goed, wat hadden ze tegen deze lieve man? Toen er aan de deur werd gemorreld, zette Jeroen de muziek af en nam Thibault polshoogte. Ze hoorde hem zeggen dat ze een verjaardagsfeestje hadden, dat ze met vrienden waren en dat ze geen vreemdeling hadden gezien. Emma hield haar zeeman in de armen en knikte dat alles goed zou komen.
Toen Jeroen daarna over de agenten vertelde, wilde de man met Emma vertrekken. Ze aarzelde op dat moment ineens en verontschuldigde zich. Ze deed dat heel gedecideerd, haar vrienden hadden misschien gelijk. Hij glimlachte bitter en onderdanig: ‘Dan wil ik het liefst terug naar de zee. Al zal ik de rest van mijn leven mijn droomprinses missen.’
Emma ging hem opnieuw voor door het gangetje naar het luik dat op het strand uitgaf. Hand in hand wandelden ze een paar meter, zoenend, klaar voor het finale afscheid.
‘Je bent zo zoet,’ zei hij nog toen ze zijn hand losliet.
Ineens waren de spots er weer en doken een twintigtal agenten op uit het niets.
‘U staat onder arrest’, zegden ze in alle mogelijke talen.
Hij gooide haar een laatste kus en keek haast triomfantelijk naar haar om terwijl ze de wind in haar lange haren voelde.
‘Je mag me echt alles vertellen’, zei Elise terwijl ze de volgende avond in de spiegel keek om de wallen van de absintdrinkster onder haar ogen te schilderen. ‘Jeroen heeft in de krant gelezen dat er gisteravond iemand is opgepakt uit Rusland, een spion of zo, hij zou Alexander heten.’
Nu kwam Julie zonder kloppen de kleedkamer in om haar roze hoed te zoeken. Ze trok haar zwarte boord een beetje losser: ‘Weet je dat je gisteren een spion bij je had? Goed dat je hem hebt uitgeleverd.’
Emma slikte. Even is ze zijn prinses geweest, de prinses van een spion. Of niet. Hij werd gezocht, maar ze hadden toch de foute persoon voor? Of misschien niet? Elise hing nog een rist paarlen kettingen om: ‘Ik had gezworen dat hij uit Amerika kwam.’
Precies een dag later riep Emma naar haar vrienden dat ze even naar het strand ging. Weemoedig pakte ze een sigaret en stak er eentje tussen haar borsten voor straks. Ze zat op het zand en keek over de donkere golven in de nog zwartere nacht. Niemand zou vanavond in een wetsuit uit de zee komen. Niemand zou haar vanavond in zijn armen nemen. De maan verschool zich achter de wolken.
EINDE
De windstoot / Léon Spilliaert