Het is valavond, de schemering staat op het punt om door te breken. Nog even en de laatste zonnestralen verdwijnen achter de hoogbouw op de zeedijk. Ik zet mijn zwembril goed en spring van de zijkant het basin in. Met een zachte plons verdwijn ik in het water en zet alle gedachten, voor even toch, uit mijn hoofd. Afwisselend zwem ik schoolslag en probeer ik crawl uit.

Na een halfuur baantjes getrokken te hebben beslis ik dat ik genoeg gezwommen had voor deze week. Op het ogenblik dat ik uit het frisse water kom, kruist mijn blik de zwoele ogen van een jonge vrouw, ik stap op en neem beneden in het zwembad een verkwikkende douche. Terwijl ik naar de kleedhokjes ga, vallen mijn ogen op de scheuren en andere onvolmaaktheden van het gebouw. Het stedelijk zwembad, vergane glorie.

Wanneer ik met mijn fiets langs de zeedijk huiswaarts rij, lijkt het alsof ik in een prent van Spilliaert vertoef. De donkerblauwe hemelboog drukt als het ware op mijn hoofd, terwijl de vele lantaarns de dijk hel verlichten. Door de snelheid waarmee ik voortraas, ontstaat er in mijn brein een grillige prent van abstracte vlakken, donkere kleuren en vale impressies. De nacht valt.

De volgende avond heb ik afgesproken met enkele vrienden om naar de Manuscript in de Langestraat te gaan. Wanneer we aankomen in de uitgangsbuurt van Oostende is het er leeg en verlaten. Het is halfelf, zoals we konden zien op het bloemenuurwerk in het Leopoldpark en het viel ons al op dat we makkelijk de wagen hadden kunnen parkeren en dat de stad zich nog aan het opmaken was voor een lange nacht.

Ik bestelde een rondje voor ons drieën, terwijl de mensen druppelsgewijs naar de cafées en eethuisjes afzakten. De plaatjesdraaier van dienst deed zijn best om het ons naar onze zin te maken, maar de kroeg was nog niet eens voor de helft gevuld. Het duurde dan ook een hele tijd voordat de sfeer in deze bruine kroeg gezellig werd — aan de muziek zal het alvast niet gelegen hebben.

Wat later, toen ik terugkeerde van het toilet, keek ik recht in de heldere blauwe ogen van de jonge vrouw die ik gisteren in het zwembad tegengekomen was. Even leek het alsof mijn hart een paar tellen oversloeg. Ik herpakte me, stapte op haar af en stelde mezelf voor. Op de achtergrond weerklonk Triggerfinger met een Perfect Match — dit kon wel eens het begin worden van een mooi en liefdevol verhaal.

Ze bleek Kristien te heten, was laatstejaarsstudent architectuur en ze had met enkele vriendinnen afgesproken om te gaan feesten in de stad. Er was nog een fuif in de betonnen kelder van het Elysée en zo waren ze naar het café afgezakt om zich hier op het feestje voor te bereiden. Kristien vroeg me of ik geen zin had om met haar mee te gaan dansen. Ik had wel zin, maar ik voelde me zoals een serviceflat in de uitgangsbuurt van een stad: zonevreemd en totaal onaangepast…

EINDE

De nacht / Léon Spilliaert

%d bloggers like this: