Een leven in vijf accordeons

Als ik het niet kan zeggen, dan pak ik mijn accordeon. Ik heb voor mijn vrouw net nog een marske geschreven. Helemaal voor haar alleen. Wat zegt ge nog als ge zolang samen zijt? Dan zijde blij dat het eens met een andere taal kan. Dan laat ik mijn accordeon spreken. Het zit in mijn hoofd en het moet eruit. Heb ik mijn instrument niet bij de hand – een accordeon is groot hé! – dan schrijf ik het op, op wat ik maar kan vinden. Hoekskes en kanten van bladeren en boekskes. Op de krant of op wc-papier. André lacht. Hij heeft dezelfde karakterkop als zoon Bart. Die lacht ook. Voader, zegt hij. Bart zorgt voor muziekpapier. Dat bewaart makkelijker. En overzicht is belangrijk. Al die vodjes papier… Het is waar, er zit beter wat systematiek in. Maar het is vooral van belang dat het geschreven wordt, niet hoe, waar of waarop. Dat het blijft, dat is wat telt. Dat het in de buitenwereld terechtkomt en er gespeeld kan worden. Er blijft wel nog een uitdaging met dat marske: het juiste moment vinden om het voor haar te spelen. Dat kwam er nog niet van. Ja, hoe komt dat. Heb ik het haar al gezegd, eigenlijk? Ik moet dat eens doen. Ze zal zeker heel blij zijn.

Monica

Nog geen jaar ben ik daar nu, in rusthuis Monica. Slecht is het er niet, maar thuis is toch wat anders. Thuis ruikt anders, klinkt anders, voelt anders. Thuis is ook de groentetuin en de bloemenhof. We hebben altijd alles zelf gedaan. Ik de groenten, zij de bloemen. Dat is vanzelf zo gekomen. Ge ziet wat er moet gebeuren en ge begint er samen aan. Het worden gewoonten, zo bouwt ge u een leven. Meer is dat eigenlijk niet. Uren heb ik in de tuin gesleten, veel gewerkt, veel geoogst. Waar is vader, vroegen de jongens. Het antwoord was: in de tuin.

Zij is de jongste, maar ze ging eerst. Het was beter om zorg te zoeken. En niet zo veel later ben ik haar gevolgd. Ik pakte toch al elke dag de vélo om tot daar te rijden. Goed voor de conditie was het wel, maar het leek zo weinig op samen zijn. Daar keek ik naar uit. Weer bijeen zijn. Maar daaraan heb ik mij mispakt, ik moet het eens kunnen zeggen: dat valt wat tegen. Ik vraag mij dat dikwijls af. Waarom zitten er andere kamers tussen mijn plek en die van haar? Zo moeilijk kan dat toch niet zijn…

Trekzak

Het was een tweede Pinksterdag en we gingen gaan dansen in Diksmuide. Daar heb ik haar de eerste keer gezien. Ik moet zeggen dat ik er zelf wat versteld van stond. Zij stond dààr en ik hier, en we keken naar elkaar. Het was liefde op het eerste gezicht. Ik kan dat niet anders zeggen.

Zoals met mijn accordeon. Zijn sprekende gezicht wordt één lach.

Ik was maar een jaar of vijf toen ik van vader een trekzak kreeg. Hij had er zelf ook een, dat was, denk ik  – hoe heet dat weer, kom, help mij…-  een bandoneon. Dat was misschien wel écht de eerste liefde van mijn leven. Het heeft mij nimmer meer losgelaten.

Het was een bescheiden trekzakske. Open en toe, open en toe. Misschien was het ook helemaal niet zo’n goeie. Heel precies weet ik dat allemaal niet meer. Maar manman, wat heb ik daarop geoefend. Het was moeilijk, zo moeilijk, ik was ook nog maar een klein manneke, maar wat deed ik mijn best.

Ik heb wel les gevolgd, maar eigenlijk heb ik het meeste aan mezelf geleerd. Altijd een beetje moeilijker, ik heb mezelf altijd uitgedaagd. Als schooljongen liep ik rapper naar huis, dan kon ik nog wat spelen. Dan wilde ik dit kunnen spelen of dat en ik zocht en ik improviseerde en ik oefende…. Het was met de instrumenten hetzelfde. Kent ge iets van accordeon? De knoppen en het pianoklavier? Ik bespeel ze alle twee. Voor mij gaat dat even naturel. Dat komt omdat het een passie is. Ja, dat denk ik wel. Dat is iets dat ge niet meer kunt missen, dat is ja, dat zijt ge bijna zelf hé. Ik zocht ook altijd naar een betere klank. Daar is veel verschil in. Ge moet letten op de lemmers. Drie en vier dat zijn goede instrumenten, vooral om samen te spelen: ideaal. Gaat ge naar vijf, dat is voor de grote artiesten.
Een goede accordeon is duur. Dat gaat al rap over 250.000 frank en het grootste model is nog duurder. Maar de klank is beter. Nu heb ik een witte, vroeger heb ik nog een zwarte gehad, er moeten er zo’n stuk of vijf gepasseerd zijn…

Ik was een jaar of elf toen ik van moeder een échte accordeon kreeg. Zeer bescheiden. Gekocht voor een pak tabak in een muziekwinkel in Oostende. Het was geen nieuw instrument maar wel mijn volle gerief. Later heb ik ze voor 1.000 frank geruild met een grote.  In Eernegem volgde ik les bij ‘chef’ Moere. Hij werkte bij de spoorwegen maar dirigeerde ook ons muziekgroepje, een orkestje van drie, vier man:  accordeon, saxofoon, trompet, bas. We repeteerden in cinemazaal de Concordia en speelden op bals, trouwerijen en kermissen. Dat was tot ik ging trouwen. Dan past dat zo niet meer.

Levenslied

Het schoonste was het koningenzingen. We waren nog kleine kinderen, en we trokken er met een paar op uit om van deur tot deur te gaan zingen en dansen. De pastoor regelde dat. Op andere dagen ging ik met dezelfde gasten konijnenpootjes aan de klinken hangen en dan belletje trek doen. Zonder de pastoor.

Toen ik het laatste jaar naar school ging, dat weet ik nog, waren we een pintje gaan drinken en ik was een beetje licht in de kop naar huis gegaan. Ik zie me daar nog zitten in de graskant, met mijn accordeon. Ik heb het eraf gespeeld, dat pintje teveel. Muziek geneest ook. Dat is echt waar.

Het is er nooit van gekomen om voluit te gaan voor de accordeon. Maar ik heb wel voor directeuren gespeeld. Op de Radio Maritieme Dienst was dat. Daar heb ik lang gewerkt, het langst in mijn leven. Ik was opsteller in de aankoopdienst. Het was een goed werk. Weet je waar dat is? Achter de Delhaize aan de Mercator. Zie je’t? Wel daar. Ik speelde liefst binnen. Zeker aan de zee. Het zout vreet aan je instrument, dat is niet goed.

Muziek brengt mensen bijeen. Ik heb altijd accordeoncompagnons gehad. Laatst nog met een mevrouw die ik toevallig had ontmoet. Ik zie daar naar uit, ik doe dat graag. Zoals ik ook uitzie om voor anderen te spelen. Ik speel elke week op vrijdag, dan is er een koor en zitten mensen te luisteren. Of ze dansen ook. Vorige week nog. Mijn vrouw was er ook. Ze heeft altijd een goede stem gehad, Lucienne. Ze zingt nog altijd heel goed. Ze heeft ferm meegezongen. Daar heb ik zoveel plezier van.

Herfst

Ik speel op partituur, maar nog liever op gevoel. De ogen toe, dan komt er een melodietje. Het zat al in mijn hoofd. Eén, twee dagen, vier, vijf weken… Het wordt een stukske van uzelf. Ik heb gisteren zo nog iets opgeschreven. Een kladpapier in vier gescheurd en ik ben vertrokken. Vroeger waren het bergen papier, nu met de verhuis, is het nog een schoenendoos. Maar ze geraakt steeds voller.

Mijn accordeon afpakken is mijn ziel afpakken. Ik draag er veel zorg voor. Het kost ook veel geld, zo’n instrument. En misschien, moest ze kapot gaan, zou er nu geen meer komen. Dus het is oppassen. Toen ik naar Monica verhuisde was het bijna gebeurd. We stonden aan de voorgevel, er waait een briefje weg en ik wil ernaar pakken. Ik laat mijn accordeonkist los, net op een hellend vlak. Er is niets gebeurd. Ik mag er niet aan denken.

Vroeger, voor de tuin, vertrouwde ik op den Druivelaar. Ge voelt met al uw zintuigen wat ge moet doen, maar het is goed om dat dan nog eens op de kalender te lezen. Ziet naar het leven. Dat is hetzelfste hé. We zijn nu zo ver. Ik denk aan het huis dat we hebben gebouwd en achtergelaten. Waar de kinderen groot zijn geworden. Ik mis dat. Maar veel avans heeft dat niet. Er af en toe nog eens komen en stillekesaan leren dat het goed is zo. Daar heb ik mijn accordeon voor nodig. Om dat te horen: dat het goed is zo.